De Outback - Part 1

Niemand weet waar de grenzen van de outback nu precies lopen. Er zijn geen grenzen. Er is eigenlijk ook geen outback, want de Australiërs zelf noemen het de bush. Het gaat om remoteness, ‘afgelegenheid’ (is dat een woord?). Plekken waar het klimaat en de natuur niet voor watjes zijn. Waar een handjevol mensen wonen en nauwelijks infrastructuur is. Of waar je pak ‘m beet 100 km moet reizen voor een paar boodschappen. Een snelweg waarop
je kilometers lang als enige rijdt, of hooguit met niet bepaald kinderachtige road trains en enkele reizende lotgenoten die ook nog eens de andere kant op rijden. Plaatsen op de kaart die – zo weten wij nu - in werkelijkheid alleen maar uit een wegrestaurant met camping blijken te bestaan. Veehouders die op onvoorstelbaar grote stukken land wonen – het huis alleen bereikbaar via een kilometerslange onverharde weg - en wiens kinderen via een School of the Air (internetschool) onderwijs moeten volgen.  Of wiens koeien door het gebrek aan een hek hun gegraas langs de snelweg met de dood hebben moeten bekopen. Laten we voor het gemak aannemen dat de outback van noord naar zuid begrensd wordt door Katherine en Port Augusta in de staat South Australia. Dan hebben we daarvan ongeveer de helft erop zitten en moet het ergste waarschijnlijk nog komen.

Over Katherine schreven we al dat het een middelgrote plaats is met alles erop en eraan, dus een prima gelegenheid om proviand in te slaan. Ten zuiden van Katherine ligt na 105 km niemandsland en aangeklede termietenheuvels (ja, dat bedoelen we letterlijk) Mataranka. Van het dorp zelf hebben we niets gezien, maar we weten dat het zo’n 240 inwoners heeft. Het trekt veel bezoekers die tussen Katherine en Alice Springs reizen, vanwege de natuurlijke thermale baden. Ook wij badderen twee dagen lang in het water dat met zo’n 32-34 graden toch nog koel aanvoelt.

Verlegen Fran en hubby Maurice
Ongeveer 90 km ten zuiden van Mataranka ligt het gehucht Larrimah. 12 mensen zouden hier moeten wonen. We zien eigenlijk maar één woning, een museum en een Pink Panther hotel/camping. Reden om in Larrimah te stoppen, is Fran’s Devonshire Teahouse. Fran staat met haar gebak, quiches, burgers en thee genoemd in alle reisgidsen en dus willen wij wel eens weten waarom. Op het hek staat dat ze dicht is om even boodschappen te doen. Wáár in vredesnaam?! Maar goed, we wachten wel even. Voor hoe lang? Om een lang verhaal kort te maken: we maken kennis met Fran’s echtgenoot Maurice en die vertelt dat Fran helemaal geen boodschap aan het doen is, maar gesloten is vanwege het natte seizoen. We hadden zomaar tot februari kunnen staan wachten. Maar welk nat seizoen?! Het is bloedheet, de zon schijnt, het enige natte dat we voelen is ons eigen lijf. Een half uur later laat ook Fran zich nog even zien en stappen wij weer in onze camper met een stokbrood en vier buffalo pies. Gratis.

Veel cafés en (weg)restaurants in de outback presenteren zich als ‘historic pub’, maar dat in Daly Waters is wel de bekendste. Van origine een ‘drover’s store’ (een plek waar veedrijvers, die hun vee van Queensland naar West Australië dreven, proviand – met name vers water - konden inslaan), is het sinds 1930 een pub. Elke vierkante meter van de pub is behangen met prularia; aandenken van mensen die er zijn geweest: foto’s, petten, shirts, bh’s, slippers, geld, briefjes, visitekaartjes en zelfs complete college- of personeelspassen. Het is ook weer zo dat de pub Daly Water ís. Meer is er gewoon niet, op twee tankpompen en de camping achter de pub na. En dat terwijl Daly Waters ook aan de basis lag van de eerste internationale vluchten van Qantas.

Omgeving Tennant Creek
Na diverse ‘eenmansplaatsjes’ is daar na 367 km ten zuiden van Katherine het dorp Tennant Creek. Met ruim 3000 inwoners toch best een aardig dorp te noemen. Uit alle macht probeert het dorp zich bezienswaardig voor te doen, maar er is nu eenmaal niets te zien, tenzij je een bovengemiddelde interesse hebt voor de totstandkoming van de Overland Telegraph Line in de 19e eeuw (de snelweg volgt de route van deze communicatielijn en dus is er op diverse plekken wat over te zien en/of te lezen) of voor de goudwinning, waaraan Tennant Creek zijn bestaan te danken heeft.

Ten zuiden van Tennant Creek begint het landschap wat desolater te worden; meer rood zand, geel gras en geen bomen meer maar bossages. We komen langs de Devils Marbles, eigenaardige rondvormige, granieten rotsen die naast en op elkaar liggen in een verder wijds landschap. Het is een heilige plaats voor Aboriginals. Hier maken we zowaar een lichte regenbui mee! Is dit dan het begin van ‘The Wet’?! Potdorie, wat is die stipt!

We passeren Wycliffe Well, dat zich het UFO-centrum van Australië noemt. Hier worden buitengewoon vaak UFO’s waargenomen. Yeah, sure. Het roadhouse met camping is leuk ingericht voor UFO-fanaten, maar wij laten het rechts liggen. Vlak na het gehucht Ti-Tree ligt de Red Center Farm dat in de boeken geroemd wordt om zijn mangowijn (!) en –ijs. Met een mangoverslaafde in ons midden reden om te stoppen dus. Omringd door velden met mangobomen staat een aftandse keet met nog meer aftandse bouwwerken erom heen. Mmmm, niet bepaald een aantrekkelijke fruitboerderij. Is dat soms de reden dat het te koop staat? Zien we hier een kans?! Het mangosorbetijs is pure, ongezoete mangopulp en daardoor wat bitter, maar een heerlijke verkoeling.

Ongeveer 30 km ten noorden van Alice Springs steken we voor de derde keer in ons leven (nl. voor de derde keer in Australië) de Steenbokskeerkring over. Daarmee rijden we officieel de tropen uit en de woestijn in, maar dat komt hier in Australië niet zo nauw....

1 opmerking:

  1. Schreef het al eerder Tries. Deze blogstijl past je erg goed. Informatief en met flair. Fanclub geopend! Jullie genieten zie ik aan het spel in de foto's. Fijn te lezen dat jullie din'en meer in 'detail' beleven. Een rustiger tempo, ontmoetingen en verbazingen. That's how it should be! X en geniet nog land.

    BeantwoordenVerwijderen