Didgeri Darwin

Komt het erg arrogant over als we zeggen dat we Darwin al een beetje kennen? Vijf jaar geleden eindigde onze reis langs de westkust van Australië in deze tropische, compacte en zelfbenoemde kosmopolitische stad. De eerst aanblik ervan in de taxi van het vliegveld naar het motel levert echter niet bepaald een déjà vu op. Mmm. Ook de eerste wandeling naar het centrum voor een kleine boodschap doet ons niet elkaar aanstoten en roepen “weet je nog?”. 

En dus zoeken we al op onze eerste avond zelf maar een plek op waarvan de herinneringen ons wel vers in het geheugen liggen: Mindil Beach. Tussen april en november (het droge seizoen) zijn hier op zondag en donderdag de Sunset Markets; met zo’n 50 eetkramen, verschillende kleding-, handwerk- en kunstverkoopkramen en live muziek één van de hotspots van de stad. En dat alles onder het genot van een ondergaande zon. Vijf jaar geleden zagen we al dat de didgeridoo virtuoos eMdee een grote publiekstrekker is en laat hij toch ook nu weer van de partij zijn! Compleet met Aboriginal jeugd die hun heupen en billen duizelingwekkend snel op de klanken van zijn muziek laten schudden. Dit voelt als thuiskomen.

Oud vs nieuw in Darwin
In het centrum van de stad wordt veel gesloopt en gebouwd. Het koffiehuisje in de kleine winkelstraat waar we vijf jaar geleden nog lekker zaten, heeft voor nieuwbouw plaats moeten maken. Of het moet naar de overkant verhuisd zijn, waar John van overtuigd is. Van de winkelstraat herkennen we nog de boekwinkel waar je boeken kunt ruilen en de etalage met krokodillensouvenirs. Daar zijn ze hier wel dol op: van complete krokodillenhuiden tot een krokodillenburger, niets is te gek. Het – zo te zien populaire - vegetarische tentje waar we lunchen, herinneren we ons niet, terwijl het tegelijk moeilijk te geloven is dat we hier vijf jaar geleden voorbij gelopen zijn. Stomme gedachte; alsof in vijf jaar tijd niets verandert! Het Darwin Waterfront was vijf jaar geleden nog in aanbouw. Nu is het een populaire recreatieplek met een strandje, een golfslagbad en horeca. De klamme hitte vraagt om een duik, maar daar zijn we nu nog niet op voorbereid. Als het goed is, komen we nog genoeg van dit soort (zwem)gelegenheden tegen. Het is nu nog in de knallende zon en 36 graden vooral even doorbijten en verkoeling zoeken in winkels en met veel drinken.

Omdat in Australië de zomer aantreedt (en de temperaturen daar ook naar zijn), zou je toch zeggen dat het toeristenseizoen volop draait. Niets is minder waar; het is erg rustig, zo merken we ook aan de haven van Cullen Bay, waar het vijf jaar geleden leuk vertoeven was. Het is nu echter muisstil, de horeca is amper open en er wordt ook verbouwd. Hier in ‘The Top End’ maakt men zich klaar voor het regenseizoen en dan blijven de toeristen langzaamaan weg.

Litchfield National Park

Op maar 130 km van Darwin ligt Litchfield National Park. Het park bestaat uit regenwoud, watervallen met zwempoelen, metershoge termietenheuvels, zandsteenformaties en – in de meer afgelegen delen – historische overblijfselen van o.a. de tin- en kopermijnindustrie. Vijf jaar geleden waren we hier ook en hoewel we de verfrissende duik en een protestbord van Aboriginals (‘wie zijn wij om hun heilige grond te betreden en onteren’) nog prima herinneren, weten we vooral nog dat we hier in onze camper een gigantische Huntsman spider vonden (zoek maar op!). Dat was op Litchfield Tourist Park, de dichtstbijzijnde commerciële camping. Ook nu kiezen we hiervoor. We hebben een gigantische déjà vu, leuk!! Maar er zijn ook dingen anders en daaruit blijkt wel dat de camping in andere handen is overgegaan. Het is er rustig, want ook hier is het al laagseizoen.

Het aanzicht van het nationale park is vanaf de weg aanmerkelijk troostelozer dan vijf jaar geleden. Daar hadden we wel meer van verwacht, maar de Australische lente is in ieder geval hier in het noorden al te heet om nog bomen en planten in bloei te hebben staan. Het is duidelijk al lange tijd kurkdroog en grote delen zijn – waarschijnlijk in het kader van behoud – platgebrand, waardoor vrijwel alle boomstammen zwart zijn. Er is geen wildlife te bekennen, op vogels na en zowaar één verdwaalde overstekende Skippy. Oh, en de honderd triljoen triljard vliegen die onze mond- en ooghoeken en neusgaten erg aantrekkelijk vinden. Maar goed, in Litchfield NP komen de meeste bezoekers vooral om te zwemmen onder de watervallen en in andere leuke poeltjes. Met deze hitte kun je eigenlijk ook niet anders; we kunnen ons niet voorstellen dat er mensen zijn die nu lekker zijn gaan wandelen (al vertrekken sommige kampeerders al rond 6:00 uur het park in). Wij laten al die verkoeling ons natuurlijk ook heerlijk welgevallen. En omdat we alle tijd hebben (dromen we?!) brengen we zo twee uur in het water door…..per poel. Niet zo slim overigens als het niet de bedoeling is om levend te verbranden.

De camping kent wel genoeg wildlife: vogels schreeuwen ons rond 5:45 uur wakker, ibissen scharrelen rond, kikkers vinden de douches net zo lekker als wij, gekko’s komen graag kijken wat we eten, Patricia heeft twee keer een donkergrijze slang zien wegkruipen, de koeien van de buren bemoeien zich er ook soms tegenaan en last but not least: muggen, enorme vliegende torren (typisch, ze vliegen zichzelf dood tegen de camper) en ander rondvliegend ongedierte die in de avond tevoorschijn komen als de lampen aan gaan. Geen wonder dat we om 20:00 uur al op bed liggen in de snoeihete camper (’s nachts koelt het hier gelukkig aardig af), maar hé: alles beter dan een Huntsman!

Update: de laatste magische woorden schreven wij slechts een kort moment vóórdat de Huntsman van vijf jaar geleden zich revancheerde en een nakomeling van pak 'm beet 3 cm op ons afstuurde. Deze wisten we nog net buiten de camper te houden. We willen niemand ontmoedigen, maar wees voorbereid tijdens een verblijf in Litchfield, hahaha.

Wat nu als het Nit-mi-luk?

Nitmiluk National Park ligt vlakbij het middelgrote stadje Katherine, dat de hoofdstad is van de enorme Katherine Region en alles biedt wat nodig is. Katherine wordt wel aangeduid als het 'Kruispunt van het noorden', omdat hier de snelwegen van noord naar zuid en van oost naar west samenkomen. Vijf jaar geleden kwam onze route langs de westkust in Katherine uit, waarna we naar het noorden, richting Darwin, reden. Omdat we nu naar het zuiden gaan, is Katherine dus voorlopig het laatste bekende plaatsje waar we komen. De Katherine Region heeft tientallen natuurparken met ruige landschappen en gorges (kloven) - sommige met rotstekeningen. Het is zeg maar de noordelijke outback: in het droge seizoen (mei t/m oktober; nu dus…) is het er ook echt droog en bloedheet, er zijn veel afgelegen gebieden en veebedrijven met gronden zo groot als de provincie Utrecht, en veel land behoort (weer) toe aan de Aboriginals, die in de dorpen en stadjes het merendeel van de populatie vormen. De Katherine River is de eerste constante waterstroom die men tegenkomt als men vanuit het zuiden, dus vanuit de woestijn, de regio binnenrijdt. We zijn gewaarschuwd! De rivier kan overigens in het natte seizoen behoorlijk buiten zijn oevers treden.

Hoewel we vijf jaar geleden ook nog wat van Katherine zelf opsnoven met o.a. een rondleiding door de School of the Air en een bezoek aan Katherine Museum met het vliegtuig van de eerste Flying Doctor en een fotoserie over de overstroming in 1998, beperken we ons nu alleen tot Nitmiluk National Park (voorheen: Katherine Gorge NP). Dit park bestaat uit 13 afzonderlijke, maar wel aaneengesloten, kloven die de Katherine River heeft uitgesleten, en enkele watervallen. Vijf jaar geleden hebben we
Onweerstaanbaar...en dat weten ze
een halve dag gekanood, waarbij we niet verder kwamen dan de eerste kloof. Kanoën is een prachtige ervaring, maar het park heeft ook een aantal wandelroutes die de moeite waard schijnen te zijn.We hebben nog even om er over na te denken, want op de dag van aankomst kunnen we door de hitte weinig anders doen dan ons rustig houden, een duik in het zwembad van de camping nemen en de schattige, onweerstaanbare wallabies honderdduizend keer fotograferen en filmen. Ook hier zijn trouwens de kampeerders op twee handen te tellen, zo rustig. Heel bizar.

Aangezien we ook weer niet álles exact hetzelfde willen doen als vijf jaar geleden, gaan we nu in eerste instantie voor een wandeling. Het 'probleem' dat het al om een uurtje of 10 bloedheet is, moeten we wel zien te tackelen; van alle kanten wordt gewaarschuwd voor de hitte en alle voorzorgsmaatregelen die we moeten nemen. Er staat ons maar één ding te doen: voor dag en dauw op en zorgen dat we op tijd weer terug zijn. Nou ja….opstaan doen we rond 5:45 uur (wekker zetten hoeft niet hoor, de natuur doet haar werk) en een halfuur later zijn we al onderweg. Slappelingen als we zijn, houden we het bij de kortste wandeling, van 3,7 km. Die doen we ook nog eens in tegengestelde richting (voor zover daar sprake van kan zijn), om te voorkomen dat we al meteen met een steile klim moeten beginnen. Helden! Nu brengt slechts een ‘aardige’ klim ons op de bergkam, waar het over niet al te lange tijd 50 graden kan worden.
De bergkam is niet bijster interessant, al zullen de nóg vroegere vogels ongetwijfeld kunnen zien hoe de opkomende zon de rotswanden rood kleurt. Onze wandeling leidt uiteindelijk naar een uitkijkpunt met prachtig uitzicht over de eerste kloof. Langs de rivier lopen we terug naar de camping en treffen dan de eerste kanoërs op het water.

We besluiten onze tweede nacht in het park te annuleren. Het heeft gewoon geen zin, het gaat 'nit-mi-lukken' om in deze warmte nog iets te ondernemen. Al zouden we morgenochtend willen kanoën, dan kan dat pas vanaf 8 uur. In plaats daarvan brengen we nog een nacht door in Katherine, waar we alle voorbereidingen kunnen treffen voor onze trip door de échte outback.

De Outback - Part 1

Niemand weet waar de grenzen van de outback nu precies lopen. Er zijn geen grenzen. Er is eigenlijk ook geen outback, want de Australiërs zelf noemen het de bush. Het gaat om remoteness, ‘afgelegenheid’ (is dat een woord?). Plekken waar het klimaat en de natuur niet voor watjes zijn. Waar een handjevol mensen wonen en nauwelijks infrastructuur is. Of waar je pak ‘m beet 100 km moet reizen voor een paar boodschappen. Een snelweg waarop
je kilometers lang als enige rijdt, of hooguit met niet bepaald kinderachtige road trains en enkele reizende lotgenoten die ook nog eens de andere kant op rijden. Plaatsen op de kaart die – zo weten wij nu - in werkelijkheid alleen maar uit een wegrestaurant met camping blijken te bestaan. Veehouders die op onvoorstelbaar grote stukken land wonen – het huis alleen bereikbaar via een kilometerslange onverharde weg - en wiens kinderen via een School of the Air (internetschool) onderwijs moeten volgen.  Of wiens koeien door het gebrek aan een hek hun gegraas langs de snelweg met de dood hebben moeten bekopen. Laten we voor het gemak aannemen dat de outback van noord naar zuid begrensd wordt door Katherine en Port Augusta in de staat South Australia. Dan hebben we daarvan ongeveer de helft erop zitten en moet het ergste waarschijnlijk nog komen.

Over Katherine schreven we al dat het een middelgrote plaats is met alles erop en eraan, dus een prima gelegenheid om proviand in te slaan. Ten zuiden van Katherine ligt na 105 km niemandsland en aangeklede termietenheuvels (ja, dat bedoelen we letterlijk) Mataranka. Van het dorp zelf hebben we niets gezien, maar we weten dat het zo’n 240 inwoners heeft. Het trekt veel bezoekers die tussen Katherine en Alice Springs reizen, vanwege de natuurlijke thermale baden. Ook wij badderen twee dagen lang in het water dat met zo’n 32-34 graden toch nog koel aanvoelt.

Verlegen Fran en hubby Maurice
Ongeveer 90 km ten zuiden van Mataranka ligt het gehucht Larrimah. 12 mensen zouden hier moeten wonen. We zien eigenlijk maar één woning, een museum en een Pink Panther hotel/camping. Reden om in Larrimah te stoppen, is Fran’s Devonshire Teahouse. Fran staat met haar gebak, quiches, burgers en thee genoemd in alle reisgidsen en dus willen wij wel eens weten waarom. Op het hek staat dat ze dicht is om even boodschappen te doen. Wáár in vredesnaam?! Maar goed, we wachten wel even. Voor hoe lang? Om een lang verhaal kort te maken: we maken kennis met Fran’s echtgenoot Maurice en die vertelt dat Fran helemaal geen boodschap aan het doen is, maar gesloten is vanwege het natte seizoen. We hadden zomaar tot februari kunnen staan wachten. Maar welk nat seizoen?! Het is bloedheet, de zon schijnt, het enige natte dat we voelen is ons eigen lijf. Een half uur later laat ook Fran zich nog even zien en stappen wij weer in onze camper met een stokbrood en vier buffalo pies. Gratis.

Veel cafés en (weg)restaurants in de outback presenteren zich als ‘historic pub’, maar dat in Daly Waters is wel de bekendste. Van origine een ‘drover’s store’ (een plek waar veedrijvers, die hun vee van Queensland naar West Australië dreven, proviand – met name vers water - konden inslaan), is het sinds 1930 een pub. Elke vierkante meter van de pub is behangen met prularia; aandenken van mensen die er zijn geweest: foto’s, petten, shirts, bh’s, slippers, geld, briefjes, visitekaartjes en zelfs complete college- of personeelspassen. Het is ook weer zo dat de pub Daly Water ís. Meer is er gewoon niet, op twee tankpompen en de camping achter de pub na. En dat terwijl Daly Waters ook aan de basis lag van de eerste internationale vluchten van Qantas.

Omgeving Tennant Creek
Na diverse ‘eenmansplaatsjes’ is daar na 367 km ten zuiden van Katherine het dorp Tennant Creek. Met ruim 3000 inwoners toch best een aardig dorp te noemen. Uit alle macht probeert het dorp zich bezienswaardig voor te doen, maar er is nu eenmaal niets te zien, tenzij je een bovengemiddelde interesse hebt voor de totstandkoming van de Overland Telegraph Line in de 19e eeuw (de snelweg volgt de route van deze communicatielijn en dus is er op diverse plekken wat over te zien en/of te lezen) of voor de goudwinning, waaraan Tennant Creek zijn bestaan te danken heeft.

Ten zuiden van Tennant Creek begint het landschap wat desolater te worden; meer rood zand, geel gras en geen bomen meer maar bossages. We komen langs de Devils Marbles, eigenaardige rondvormige, granieten rotsen die naast en op elkaar liggen in een verder wijds landschap. Het is een heilige plaats voor Aboriginals. Hier maken we zowaar een lichte regenbui mee! Is dit dan het begin van ‘The Wet’?! Potdorie, wat is die stipt!

We passeren Wycliffe Well, dat zich het UFO-centrum van Australië noemt. Hier worden buitengewoon vaak UFO’s waargenomen. Yeah, sure. Het roadhouse met camping is leuk ingericht voor UFO-fanaten, maar wij laten het rechts liggen. Vlak na het gehucht Ti-Tree ligt de Red Center Farm dat in de boeken geroemd wordt om zijn mangowijn (!) en –ijs. Met een mangoverslaafde in ons midden reden om te stoppen dus. Omringd door velden met mangobomen staat een aftandse keet met nog meer aftandse bouwwerken erom heen. Mmmm, niet bepaald een aantrekkelijke fruitboerderij. Is dat soms de reden dat het te koop staat? Zien we hier een kans?! Het mangosorbetijs is pure, ongezoete mangopulp en daardoor wat bitter, maar een heerlijke verkoeling.

Ongeveer 30 km ten noorden van Alice Springs steken we voor de derde keer in ons leven (nl. voor de derde keer in Australië) de Steenbokskeerkring over. Daarmee rijden we officieel de tropen uit en de woestijn in, maar dat komt hier in Australië niet zo nauw....

Alice Springs en West MacDonnell Ranges

Zonsondergang boven Alice
Alice Springs is er ineens. Deze opvallend groene oase in het midden van het land wordt niet visueel aangekondigd; je ziet het stadje bijvoorbeeld niet van te voren in een dal liggen en als je het vanuit het noorden binnenrijdt, word je heel geleidelijk de bewoonde wereld in geleid. De ongeveer 25.000 inwoners ontbreekt het aan niets en ons dus ook niet. Het centrum is compact met een paar meter autovrije winkelstraat, galerieën, (fastfood)restaurants, souvenirwinkels, een paar historisch relevante gebouwen en een bezoekerscentrum.
De bezienswaardigheden van Alice Springs staan in het teken van de woestijn en van de remoteness, zoals de School of the Air en de Royal Flying Doctor Service. En ook hier wordt de geschiedenis mede - of misschien wel: vooral - bepaald door de Overland Telegraph Line. Aboriginal cultuur en kunst, dat zowel in galerieën als op straat wordt aangeboden, zijn nadrukkelijk aanwezig en tenslotte is Alice Springs een dankbare uitvalsbasis voor de natuurparken in de nabijheid. De beroemde Ghan trein stopt hier twee keer in de week en wij treffen ‘m. We verblijven drie nachten in Alice Springs om zowel van het stadje zelf iets te zien (vooral de verkoelende winkelcentra…) en een uitstap te maken naar de West MacDonnell Ranges.

De West MacDonnell Ranges strekken van Alice Springs tot zo’n 235 km naar het westen en staan op de nominatielijst voor werelderfgoed van Unesco, vanwege de biologische, geografische en culturele diversiteit. Hier komen planten en dieren voor, die nergens anders te vinden zijn. Door klimatologische invloeden zijn kloven, waterpoelen en bergkammen ontstaan die voor een prachtige aanblik zorgen. Jammer voor ons kunnen wij niet overal bij, omdat een aantal wegen van gravel is en daar mogen wij met onze camper niet op. Daardoor liggen de plekken die we wel kunnen zien nogal ver van elkaar, maar het lukt ons om in korte tijd een goede indruk van deze bergen te krijgen.

Uluru en Kata Tjuta National Park

PALYA! (Welkom!). Dit is het land van de Anangu, de lokale Aboriginal bevolking, die er al duizenden jaren voor gezorgd hebben.  In het zo goed als platte, woestijnachtige landschap van rood zand, rode zandduinen, geel spinifex gras en grijsgroene bossages staan daar de twee iconisch rotsformaties.
Kata Tjuta
Uluru (Ayers Rock) kent iedereen, Kata Tjuta (The Olgas) wordt nog wel eens vergeten. Voor de Anangu zijn het niet zomaar rotsen. Ze leven en bevatten sporen die door ‘creation beings’ (vrij vertaald: geschapen wezens) zijn, en worden, achter gelaten.

Er wordt je een reis door een van de meest overweldigende landschappen op aarde beloofd. Remoteness kan hier met hoofdletters geschreven worden. Het landschap wordt roder, het gras geler, de lucht warmer. Hier wonen alleen Aboriginals en de paar mensen die een roadhouse of veeboerderij draaiende houden. Midden in deze woestijn, aan de voet van Uluru, ligt het ‘plaatsje’ Yulara, dat in werkelijkheid Ayers Rock Resort is. Het bestaat dit jaar 30 jaar en is in die jaren langzaam maar zeker uitgebouwd tot een waar dorp. Er zijn accommodaties voor elke budget, waaronder een camping. Allemaal met een eigen zwembad. Accommodatie dus waar je niet omheen kunt, omdat overnachten in het nationaal park niet mag. Er is een tankstation, een heus dorpsplein met souvenirwinkeltjes, restaurants en een supermarkt, en een eigen kamelenboerderij voor korte en lange tochten, ook bij zonsondergang en -opkomst. Er is zelfs een klein medisch centrum, politie en brandweer. Hier en daar zijn uitkijkpunten gerealiseerd, maar daar vandaan is heb je niet bepaald het allerbeste zicht. De camping is ruim opgezet, maar biedt ondanks de aanwezige bomen op het heetst van de dag weinig schaduw. We hebben er een mooie deal: drie nachten voor de prijs van twee.

Het nationaal park is ondanks de afgelegenheid goed bereikbaar. Dat is te danken aan de 244 km lange weg die is afgetakt van de Stuart Highway (de snelweg die wij van noord naar zuid rijden). Aan die weg liggen drie mogelijkheden om (bij) te tanken. In het nationaal park word je overal gewaarschuwd: “Don’t risk your life!”. Ken je grenzen, ken je lichaam, ken je fitheid. Als het 36 graden of meer is of wordt, zijn bepaalde wandelingen afgesloten. Dat betekent vroeg op en voor 11:00 uur je wandeling gedaan hebben, of pech hebben. Het beklimmen van Uluru is een belediging voor de Anangu en bij herhaling word je verzocht om het niet te doen. Maar het is niet verboden. Het kost alleen eens in de zoveel tijd een mensenleven. Wij houden het bij vier korte wandelingen, twee zonsondergangen en één zonsopkomst. We leren over de wijsheden van de Anangu die van generatie op generatie  worden overgebracht en die zijn opgetekend in kleine grotten met namen als 'Old Men's Cave'. We zien sporen van watervallen die in het natte seizoen van de rotsen glijden en waterpoelen vormen waar mens en dier van leven. Sporen die nu, in de droogte en de hitte, slechts tot de verbeelding spreken. En we raken Uluru aan. Met respect.





De Outback - Part 2

“We survived the Outback!!”.
We begrijpen nu waarom deze tekst op t-shirts staat. Is de outback van Northern Territory nog redelijk reiziger vriendelijk met goed ingerichte stopplaatsen en regelmatig een roadhouse om (bij) te tanken, in het noorden van de staat South Australia (SA) kom je pas echt in de remoteness terecht. De regelmatige verwijzingen naar de 'desert' zijn hier zeker niet misplaatst. De outback van SA laat pas écht de woestijn zien met rood zand, mijlenver zicht en begroeiing dat niet verder komt dan een soort grijsgroene heideplantjes. Het zuidelijk deel is heuvelachtiger en bevat enkele zoutmeren. In de gehuchten is het aantal vliegen het drie miljoenvoudige van het aantal menselijke inwoners en de roadhouses – plekken om te tanken, eten en vaak ook slapen – liggen honderden kilometers uiteen. De tussenliggende rustplaatsen zijn schaars en primitief.

Coober Pedy is het eerste dorp in SA dat je tegenkomt als je van noord naar zuid over de Stuart Highway rijdt. Het telt ongeveer 3000 inwoners met 46 nationaliteiten (!) en is de opaalhoofdstad van de wereld. Rond het stadje lijkt het alsof je in een maanlandschap rijdt (deze vergelijking is serieus eens in een plaatselijke krant gemaakt!) door het aanzicht van de woestijn en de afgravingen van de opaalmijnen. Er is één hoofdstraat met ontelbare opaalwinkels, twee tankstations, twee supermarkten, wat restaurantjes en accommodatie (waaronder drie campings), een bezoekerscentrum en wat ‘ondergrondse’ voorzieningen (d.w.z. in heuvels ingegraven). Wij voorspellen dat Coober Pedy met een jaar of 25 tot een spookdorp verworden is. Nu al is er verval en de mijnen lopen door gebrek aan een nieuwe generatie mijnwerkers op hun einde. Gastarbeiders worden uit India, het Midden Oosten en Europa ingevlogen.
Het valt niet mee om met 40 graden door het dorp te lopen, maar lang leve de airconditioning in de gebouwen en de ondergrondse bezienswaardigheden. Zo zien wij twee ondergrondse kerken en ervaren we het mijnwerkersleven in de gangen van een nog actieve mijn.

Na Coober Pedy is pas het 537 woestijnkilometers zuidelijker gelegen Port Augusta een serieus stadje met alles erop en eraan. Het ligt aan de kop van de Spencer Gulf dat weer uitmondt in de Zuidelijke Oceaan. We zien voor het eerst in weken weer open water en water kan veel doen met een stadje. Het oude centrum staat vol met 19e eeuwse gebouwen en er is een aardige esplanade van restanten van wat ooit een belangrijke scheepswerf was. South Australia’s bekendste bergketen Flinders Ranges ligt in de achtertuin en bepaalt mede het fraaie uitzicht. In Port Augusta stopt de Stuart Highway en begint de bewoonde wereld van zuidoost Australië. De outback - inclusief de hitte en de daarmee gepaard gaande vliegen - laten we achter ons. We made it!!

Adelaide

We zouden ook hier de vraag kunnen stellen of het arrogant overkomt als we zeggen dat we Adelaide al een beetje kennen? Tien jaar geleden begon hier onze ‘roadtrip’ langs de zuidoost- en oostkust van Australië. Feit is dat we tien jaar geleden wat jonger en avontuurlijker waren en meer bezig met het kopen van een auto en kampeerspullen, dan dat we tijd hadden voor de stad zelf. Feit is ook dat de tijd natuurlijk niet heeft stil gestaan.

Het stadscentrum is overzichtelijk volgens een roosterpatroon gebouwd en aan alle zijden door park omringd. In onze herinnering was dat park groen; tien jaar geleden lag Patricia nog op haar buik in het gras foto’s te maken van grazende papegaaien (het was het analoge tijdperk, dus er gingen wat foto’s doorheen…). Nu zijn de parken droog met geel gras en met geen mogelijkheid is te herkennen waar Patricia over de grond kroop. Sommige van de buitenste straten zijn nog redelijk ‘loom’ met leuke huisjes en mooie, groene tuinen. Het centrum is druk, maar ook weer niet metropolisch. Hier zijn enkele hoge bank- en kantoorgebouwen te vinden, maar ook parkachtige verkeerspleinen, een (drukke) winkelstraat, een overdekte central market en een kleine Chinatown. In de winkelstraat herkent John nog dingen, maar voor Patricia is die vooral een voorbeeld van waarvoor ze allergisch is.
Het centrum wordt gesplitst door de Torrens River en wat we nog weten, is dat we daar tien jaar geleden even rustig hebben gezeten met tassen vol kampeerspullen en boodschappen, en dat we van heel dichtbij pelikanen zagen. Nu wordt er gebouwd en het kan niet anders dan dat er gebouwen zijn bijgekomen en/of dat dit gebied behoorlijk op de schop is gegaan: een parkachtige oever, een loopbrug en waterfietsen….dat herinneren we ons niet van toen. Zelfs de pelikanen lijken plaatsgemaakt te hebben voor zwarte zwanen, maar we zien ze toch nog verderop zitten, aan de overkant. Het is duidelijk dat we nieuwe herinneringen aan het maken zijn.

Memory Lane

De route tussen Adelaide en Melbourne rijden we nagenoeg hetzelfde als tien jaar geleden. Het is leuk om op plekken te komen waar we toen waren, maar die nu eigenlijke net zo nieuw voor ons zijn omdat we de details natuurlijk helemaal niet meer weten. En er moet uiteraard wel ruimte zijn voor écht nieuwe dingen.

Nieuw is in ieder geval het plaatsje Hahndorf, waar we na vertrek uit Adelaide even stoppen op doorreis naar het plaatsje Meningie. Zoals de naam al doet vermoeden was Hahndorf ooit een Duitse enclave. Het ligt prachtig tussen groene heuvels waarop koeien grazen, groente en fruit verbouwd wordt en zelfs een enkele wijngaard te vinden is. Het staat nog steeds bekend als Duits dorp. Hier willen we dan ook apfelstrudel, bratwurst of schnitzel eten, vakwerkhuizen met rode geraniums zien en mannen in lederhosen. De hoofdstraat heeft wel iets van die Duitse kneuterigheid en uit sommige speakers klinken Duitse schlagers, maar daarmee is alles ook wel gezegd. Dit is duidelijk voor de toeristen, die het plaatsje zo te zien goed weten te vinden. Maar zoals voorgenomen: John eet er een 30 cm lange Wiener schnitzel, terwijl Patrice het met een niet onaardige vega focaccia doet.

Meningie is een praktische overnachtingsplaats voordat we aan de kustroute richting de grens met de staat Victoria beginnen. Hier verbleven we tien jaar geleden op een camping aan het meer Lake Albert en dat doen we nu ook. We hebben totaal geen déjà vu als we het dorp inrijden en zelfs niet als we de camping op rijden. Totdat we op nagenoeg dezelfde kampeerplaats aan het meer komen te staan als toen. Wat leuk! Na ons eerste bezoek tien jaar geleden heeft het meer te lijden gehad; het was bijna droog komen te liggen en verzilt. Gelukkig is het sinds een jaar of drie weer in volle glorie, inclusief de pelikanen.

Meningie is de toegangspoort tot Coorong National Park, een langgerekt duinlandschap van 145 km lang en slechts 3 km breed, dat met name vogelpopulaties beschermt. In het park zijn enkele wandelroutes te vinden en het schijnt ideaal te zijn voor de kano of kayak, maar het is voor gewone auto’s en campers als de onze vrijwel ontoegankelijk. En dus rijden we er met net zo’n vaart voorbij als tien jaar geleden. Toen was het ook voornamelijk vanwege de hitte en de vliegen (toen al!), nu vanwege de regen.

Het leuke kustplaatsje Robe is een populaire vakantie- of strandbestemming voor de stedelingen uit zowel Adelaide als Melbourne. Tien jaar geleden strekten we hier alleen onze benen langs het prachtige strand met het tropische water van Guichen Bay, met een ijsje van de bekendste ijssalon in de hand. Nu blijven we er twee nachten om ook meer van het plaatsje zelf te zien. Het strand en de zee zijn niet veranderd, maar we zien duidelijk dat het plaatsje zelf behoorlijk is uitgebreid met nieuwe straten – zelfs tot in de duinen -, enorme villa’s en een jachthaven. De ijssalon is er nog steeds en ‘for good old times’ nemen we er weer eentje.

Iets verderop ligt Beachport, een kleiner kustplaatsje met net zulk prachtige water waar we tien jaar geleden overnachtten en nu juist weer alleen een tussenstop is. Hier steekt de op één na langste pier van South Australia 772 meter de zee in en net als toen lopen we die helemaal uit.

De stad Mount Gambier is onze laatste stop in South Australia. Hier bevinden we ons in een regio waar ooit veel vulkanische activiteit was. Daaruit zijn diverse kratermeren ontstaan en de bekendste is wel Blue Lake in deze stad. Het meer is op het diepste punt 204 meter en dient als watervoorziening voor de stad. Er zijn meer Blue Lakes, maar geen enkele andere verandert meerdere malen per jaar van kleur. En we boffen: het meer  is op z'n blauwst van november tot maart; we zijn er dus net op het juiste moment. In tegenstelling tot tien jaar geleden, maken we nu wel de wandeling van 3,6 km om het meer heen. Vlakbij Blue Lake ligt Valley Lake, dat veel meer een recreatiemeer is. Net als tien jaar geleden lunchen we hier. Het kleine aangrenzende wildlifepark is nu een ‘conservation area’ met een hoog Natuurpark Lelystad gehalte, alleen dan zonder dieren. Tien jaar geleden zagen we hier onze eerste ‘wilde’ koala en enkele wallabies, nu zien we op de valreep ook een paar wallabies en verder alleen vogels. Een andere bezienswaardigheid in Mount Gambier is Umpherston Sinkhole (sinkhole = ingestorte kalksteengrot). In deze sinkhole is door mijnheer Umpherston in de 19e eeuw een tuin aangelegd, die nu voor een groot deel mooi in bloei staat. En dit zou Australië niet zijn als er niet ook een barbecue is geplaatst. 

Grampians National Park

Grampians National Park (kortweg Grampians voor intimi) is een reeks van ruige, bosrijke zandstenen bergketens in het noorden van de staat Victoria. Noordelijker zullen we niet komen. Het park staat bekend om zijn verscheidenheid aan flora en fauna, rotsformaties, watervallen en Aboriginal rotstekeningen. Het is een populaire vakantiebestemming vanwege de perfecte mogelijkheid tot kamperen en klimmen, de prachtige autoroutes en wandelingen, mooie uitkijkpunten en het zien van wildlife. Anderhalf jaar geleden is het natuurpark getroffen door een hevige bosbrand, waardoor sommige wandelroutes beperkter toegankelijk zijn. Het is wonderlijk om te zien dat het park in zo’n korte tijd goed lijkt te herstellen, want het is erg groen.

Tien jaar geleden waren we ook in dit park en dat ligt nog goed in ons geheugen. Zo weten we nog dat het op de ruim opgezette, centraal gelegen camping stikte van de kangoeroes en maakten we een uren durende pittige klim naar het uitkijkpunt 'The Pinnacle'. Het wijdse kampeerveld van toen is nu een drukke familiecamping geworden en laten we voor wat het is. Sowieso is het kneuterige bergdorp Halls Gap een stuk toeristischer geworden. We verblijven nu op een kleinere camping waar net zo goed tientallen kangoeroes rondscharrelen en evenzoveel kaketoes alles in de gaten houden wat met eten te maken heeft. Ook emoes, eenden en herten zijn in de directe nabijheid te vinden. Deze – voor ons nieuwe – camping wordt (mede) gerund door een Nederlandse vrouw en het horen van Nederpop uit de Top2000 muziek tijdens het douchen, doet John bijna naar thuis verlangen.

'The Pinnacle' doen we opnieuw, maar gaat ons vreemd genoeg veel gemakkelijker af dan tien jaar geleden. Zijn wij nou zo…of…?! Het kan niet anders dan dat we tien jaar geleden nog elke rots zelf moesten beklimmen, waar nu handige hulpmiddelen voor de loper zijn gecreëerd. Er zijn ook bezienswaardigheden die wat minder inspanning vereisen en die gaan we natuurlijk allemaal af. We ontdekken zelfs nieuwe dingen. Een bijzondere rotsformatie is 'The Balconies', of ook wel 'The Jaws of Death'. Daredevils als wij durven tussen de ‘kaken’ van deze formatie te staan met wijds uitzicht over de beboste hellingen van Victoria Valley. Althans, dat was tien jaar geleden. Nu durft alleen Patricia dat nog…..

Great Ocean Road

GOR bij Lorne
Ten westen van Melbourne loopt een populaire toeristische autoroute van ongeveer 242 km lang, de Great Ocean Road (GOR). Zoals de naam al doet vermoeden loopt de route voor een groot deel langs de zuidelijke kust van Victoria. De afstand is in zo’n 3,5 uur te overbruggen (ja, dit lezen we echt op een verkeersbord!), maar wij doen er vier dagen over. Langer dan tien jaar geleden, toen we er in twee dagen overheen walsten.

London Bridge
Een groot deel van het gebied wordt beslagen door Cape Otway National Park met Cape Otway als zuidelijkste punt. Ten westen daarvan is de route interessant vanwege de rotsformaties die door weer en wind (nou ja, de zee) zijn gevormd uit de zachte zandsteenkliffen. Ze hebben namen als London Bridge (ontstaan in 1990), The Arch en de 12 Apostles (vrijstaande rotsen in zee) en bij elk ervan is voor de toeristen een uitkijkplatform gemaakt, die wij natuurlijk ook braaf allemaal af gaan. Er zijn nog genoeg andere vrijstaande rotsen die voor zover wij weten geen naam hebben. Eén daarvan dopen we The Castle, vanwege de twee torens die er in onze fantasie op staan. 

De 12 Apostles zijn het meest bekend en bezocht (de ene na de andere helikoptervlucht vertrekt), maar dienen eigenlijk in naam aangepast te worden: in werkelijkheid zijn er maar 7 rotsen zichtbaar en in
2005, dus na ons bezoek 10 jaar geleden, is voor het laatst een apostle bezweken. We zien (nou ja, vinden) dat er nog een apostle staat te wankelen, maar net zo goed doen de zee en de wind hun best om nieuwe rotsformaties te maken. Dit deel van de kust wordt tevens ‘Shipwreck Coast’ genoemd, omdat er in de 19e en 20e eeuw tientallen schepen zijn vergaan. Het geromantiseerde verhaal van het vergane schip Loch Ard komt tot leven in de Loch Ard kloof met een prachtig strand en helder blauw water, waar veel mensen een pauze inlassen. En hoe verleidelijk het ook is om in het koude water te springen, houden we het dit keer bij wat natte voeten. 

Ten noorden van Cape Otway is de GOR eigenlijk geen ocean road. Hier voert de route inlands door afwisselend regenwoud, gombossen en boeren grasland met soms een behoorlijke klim en afdaling en met een zijsprong naar de vuurtoren op de kaap. Ideale omstandigheden voor bushwandelingen, watervallen en…. koala’s!! De grootste verandering ten opzichte van 10 jaar geleden is wel de hoeveelheid koala’s die we zien. Toen welgeteld 0,0 en nu een stuk of 8 in totaal. Puur natuur! Er steekt er zelfs eentje voor onze neus de straat over.

Ten oosten van Cape Otway loopt de GOR eigenlijk pas echt direct langs de kust met zicht op tropisch blauw water. De uitkijkpunten in onze rijrichting zijn helaas schaars en dus rijden we sommige van die prachtige plekken zomaar voorbij. Beter is dus om de route in de andere richting te rijden en dat hadden we kunnen weten. De kustplaatsen hebben stuk voor stuk mooie stranden en zijn zomers erg populair. Wij treffen gelukkig relatieve rust, al hebben we hier het meeste gevoel bij een badplaats aan een Spaanse costa. Het voordeel is wel dat er keuze genoeg is in café’s en restaurants en we laten ons daar maar eens een keer gewoon in meesleuren. 

Melbourne

“Melbun” presenteert zich als een culturele, sportieve, kunstzinnige, culinaire en fashionstad met voor elk wat wils en voor elk budget. Deze thema’s komen terug in de wandelingen die je door de stad kunt maken. We zijn hier twee dagen en kiezen voor de wandeling langs te Yarra River en die door het zakelijke hart van de stad. Het centrale plein in Melbourne is Federation Square. Hier wordt gerelaxt, gefeest en gegeten, ontmoet je je vrienden en spijker je je kennis bij in enkele musea. Ook het super uitgebreide bezoekerscentrum is er te vinden.

Melbourne is leuk! Wij zijn helemaal geen stadsmensen, maar water doet zoveel goeds. Natuurlijk speelt het mooie weer een belangrijke rol, maar het is gewoon heerlijk lopen langs en over de rivier – ook op drukke dagen – en er zijn legio plekken om even te zitten en/of wat te eten. Het blijkt ook een ideale route voor sportievelingen om te joggen en in de rivier zijn veel roeiers te vinden. De voetganger wordt op z’n wenken bediend omdat het  autovrij is en er genoeg loopbruggen zijn om de rivier over te steken. De rivier wordt omringd door de hoge torens van kantoorgebouwen en is beeldbepalend voor de skyline van Melbourne. We krijgen er geen genoeg van.

Het kunstzinnige komt tot uiting in de architectuur van gebouwen, in kunstwerken en in de vrijheid om je op sommige plekken met de verfkwast of spuitbus te kunnen uitleven. We zien zelfs dat de lobby’s van kantoorgebouwen soms kunstzinnig zijn ingericht met waterpartijen en beeldhouwwerken. Het zakencentrum is zoals alle zakencentra in een grote stad: druk, krap en met teveel verkeer. Er is een grote winkelstraat, een Chinatown en er rijdt een gratis tram om het zakelijke centrum heen. Maar wij doen alles te voet. De charme zit ‘m in het behoorlijke aantal 19e eeuwse gebouwen dat is overeind gebleven tussen de kantoor- en hoteltorens, zoals het parlementsgebouw, het Flinders treinstation, hotels en enkele kerken. We zijn vastberaden hier ooit nog eens terug te komen, al is het om al die andere wandelingen te maken.

Great Alpine Road

Tambo River
Tot en met Melbourne was de route van onze reis wel duidelijk en was het een kwestie van hoe lang we ergens zouden blijven. Na Melbourne kunnen we meerdere kanten op en hoewel we heel lang de kustroute op het oog hadden, besluiten we op het laatste moment het binnenland in te gaan. Het wordt de Great Alpine Road (GAR) tussen Bairnsdale en Wangaratta; 303 km door valleien, bos en bergen, en langs wijngaarden en fruitteelt boerderijen. Vanuit het zuiden volgen we eerst de Tambo River en dan voert de route een stukje door Alpine National Park, de Australische Alpen met de hoogste bergen van de staat Victoria. Het is een prachtige route, al moet gezegd worden dat je de bergen ook snel weer uit rijdt. Maar langs de route liggen leuke kleine plaatsjes uit de tijd van de goudkoorts in de 19e eeuw, die soms Europees-Alpinistisch aandoen. Hoewel er legio wandelmogelijkheden zijn, waarvan sommige naar mooie uitzichten of watervallen leiden, en ook heel veel andere sportieve mogelijkheden, vliegen wij over de route heen met een paar stops voor een korte wandeling of om te overnachten. Maar deze omgeving moeten we zeker eens een keer op ons gemak gaan verkennen!

Het plaatsje Omeo is het eerste plaatsje van enige omvang dat we tegen komen. Het ligt net buiten het nationale park, maar op weg er naartoe hebben we al aardig wat hoogteverschillen overbrugd. Het is maar een klein plaatsje met een paar honderd inwoners, maar het bezit veel historische gebouwen die tot het Australische erfgoed behoren. Het is een typisch goudkoortsdorp dat ontstond toen in de omgeving goud werd gevonden. De mijnen zijn al een tijd dicht en het dorp lijkt leeg te lopen. Veel winkels en bedrijfjes staan te koop, al weet een van de caféhouders (die ook z’n pand te koop heeft staan) te vertellen dat binnen enkele jaren de goudmijnen weer open gaan en men dan verwacht dat het aantal inwoners zal vertienvoudigen. Why sell now, denken wij dan.

Mount Hotham is met 1840 meter de hoogste berg van Victoria. Het is niet bepaald een berg die uit het vlakke landschap steekt, maar onderdeel van een hele bergketen met nagenoeg even hoge bergen. We zijn gewaarschuwd voor de plotselinge verandering van het weer, zelfs sneeuw, maar ondanks de donkere pak wolken is het er best zacht. De wandeling naar de top blijkt achteraf een lachertje; de auto brengt je namelijk bij het skidorp dat al nagenoeg op de top gelegen is. Voorbij Mount Hotham rijden we Alpine National Park alweer uit en na de steile afdaling wachten verrassend knusse alpine dorpjes in mooie, groene valleien en omringd door bergtoppen, wijngaarden noten- en berryboomgaarden. Bright is een leuk, groen stadje aan de Ovens River. Het schijnt bekend te staan om de herfstkleuren, maar dat pakken wij dus niet mee. Het heeft alles dat nodig is, zelfs een goede ijssalon (met dank aan de grote Italiaanse gemeenschap) en een bierbrouwerij, en heeft toch de charme van een rustig alpine stadje. 

Wij rijden de GAR niet uit tot Wangaratta, maar gaan er af voor het plaatsje Beechworth. Een prachtige route door de Ovens Valley en met de toppen van Mount Buffalo National Park in het zicht. Ook dit stadje barst van de historische gebouwen uit de tijd van de goudkoorts, waaronder een juridisch complex waar de plaatselijk bekende goudkoortsbandiet Ned Kelly zijn sporen naliet. De hoofdstraat is nagenoeg volledig in tact met Victoriaanse gebouwen. Ook Beechworth heeft zijn eigen beroemde bierbrouwerij, alsmede Australië’s beste ouderwetse snoepwinkel . We lunchen er bij “Australia’s Greatest Bakery”. Bescheiden volk, die Australiërs. 

Blue Mountains National Park

Regenwoud, valleien met een blauwe gloed, goudgele zandstenen kliffen, spannende canyons, talloze (meerdaagse) wandel-, mountainbike- en kanomogelijkheden en fraaie uitkijkpunten op nog geen 100 km rijden van Sydney. Geen wonder dat de Blue Mountains erg geliefd zijn bij de stedelingen, die er hun weekend of korte vakantie graag doorbrengen. Tien jaar geleden waren wij hier ook en het lukt ons om in de hoofdplaats Katoomba dezelfde camping terug te vinden. Dit keer is het Patricia die een dikke vette déjà vu heeft. Katoomba zelf is in verhouding tot 10 jaar geleden veel drukker geworden, maar het is een goede uitvalsbasis.

Three Sisters en Jamison Valley
Door een deel van het nationale park voert een autorondweg waaraan de verschillende dorpen en bezienswaardigheden liggen. De mooiste (althans bekendste) uitzichten zijn aan de zuidkant, over Jamison Valley. Hier is de bekende rotsformatie ‘The Three Sisters’ te vinden en zijn enkele watervallen te zien. Ook is hier de steilste trein ter wereld die je in de vallei brengt en kun je met twee soorten kabelbanen er overheen glijden. Maar dat is zóóó 2004 :-). Nieuw voor ons is de noordelijke route, waaraan onder andere de BotanischeTuinen liggen. Deze veel minder bereden en bekende route staat als schilderachtig beschreven, maar is in werkelijkheid gewoon een snelweg met maar weinig goed zicht op het natuurgebied en geen of slecht aangegeven stopmogelijkheden voor een wandeling of uitkijkpunt. Die route maken we dan ook niet helemaal af en na een halve dag in de Botanische Tuinen keren we terug naar de westelijke en zuidelijke route. 

Katoomba Falls
Er kan flink gewandeld en geklauterd worden langs de kliffen en in de valleien, maar wij houden het bij meerdere korte wandelingen, waarmee we uiteindelijk heus wel flink wat kilometers in de benen hebben zitten. Hadden we dat niet gedaan, dan hadden we al die verdwaalde mensen niet de goede weg kunnen wijzen… In de halve week dat we in de Blue Mountains zijn, is er bijna geen uitkijkpunt waar we niet komen. Er zijn maar twee campings,  die ook nog eens dicht bij elkaar liggen, waartussen we heen-en-weer pendelen.

Fijne Kerstdagen!!

Hier in Australië kennen ze maar één kerstdag en volgt daarna Boxing Day, een soort van bijkomdag waarop ook iedereen vrij is. En net als in Nederland zijn de meeste winkels weer gewoon open. Kerstavond is vaak het moment waarop de kerstman op bezoek komt (net als bij ons Sinterklaas langs komt) en de kado's worden uitgedeeld.

Zo leren we nog eens wat. Wij wensen iedereen hele gezellige kerstdagen toe!!

Sydney

Sydney is waar onze reis door Australië deze keer eindigt, maar we zijn er twee weken eerder dan ons vliegtuig vertrekt. Tien jaar geleden waren we maar één volle dag in Sydney; nu zijn het twee dagen én oud & nieuw en we concluderen dat we niet veel meer zien dan toen. Het havengebied met Darling Harbour, het Opera House, de Harbour Bridge en de historische wijk The Rocks is nu eenmaal zo bezienswaardig en fotogeniek, dat je er niet weg te slaan bent. De tijd vliegt voorbij, zeker als je ook nog ergens wilt gaan zitten en kijken. Met onze Multi Day Pass kunnen we onbeperkt met de trein, tram, bus en ferry en daar maken we dankbaar gebruik van, al lopen we toch het meeste.

Wat we nieuw doen ten opzichte van 10 jaar geleden, is een korte wandeling door de Royal Botanic Gardens – waarin een deel van de promenade al is afgesloten i.v.m. oud & nieuw – en een loopje door het zakencentrum  vanwege onze nieuwsgierigheid naar Martin Place, waar nog maar vijf dagen eerder een treurige gijzeling met dodelijke afloop plaatsvond in een lunchcafé. De bloemenzee is overweldigend en ontroert John. Mensen staan in de rij om langs het café te kunnen lopen en zelf een bloemstuk te kunnen neerleggen.

Ook nieuw is dat we over de Harbour Bridge naar de overkant van het water wandelen. We wisten eigenlijk niet dat dat kon, maar er is gewoon een prima wandelpad en het uitzicht op de haven is hier vandaan misschien wel het beste. Aan een soort van enorme hangende lichtmat aan de brug kunnen we meteen zien dat de voorbereidingen voor oud & nieuw in volle gang zijn.

Tijdens de decembermaand vinden overal – en dus ook in Sydney – festiviteiten plaats, van kerstliedjes tot ware concerten en van verlichte kerstbomen tot drijvende verlichte Kerstmannen in het water. Wij komen er tot onze vreugde achter dat er in Sydney op zaterdagavond tevens vuurwerk is in de havenkom van Darling Harbour. Een mooi voorproefje van het echte werk aan het einde van de maand.

Met oud & nieuw zijn we rond 14:15 uur in de stad en hoewel het druk is, kunnen we nog rustig lopen. We zijn de ergste meute net voor, want vanaf 14:00 uur worden 1.000 (!!) extra treinen ingezet. We zien dat veel mensen al een plaats hebben ingenomen voor het vuurwerk, maar naar onze mening niet allemaal op heel geweldige plekken. John weigert principieel om al zoveel uren van tevoren ergens te gaan zitten en dus gaan wij gewoon lunchen en lopen we door The Rocks. Maar zo’n 4,5 uur voor het vuurwerk heeft hij geen keuze meer en na een paar vergeefse pogingen vinden we een geweldige plek vlak onder de Harbour Bridge. En zo staan we al die tijd aan een reling te luisteren naar vreselijke muziek en geklets uit de speakers. We worden vermaakt met een stuntvliegtuig en een verlichte botenparade, en om 21:00 uur is er ‘kindervuurwerk’ zodat de gezinnen met kleine kinderen alweer naar huis kunnen. Dat bedenken ze dan weer heel goed, maar er blijven natuurlijk genoeg kleine kinderen tussen de meute over.

Vanaf 85 seconden voor 00:00 uur begint het aftellen en de laatste tien seconden telt iedereen mee. De aftrap is natuurlijk bij de Harbour Bridge en daarna knalt en flitst het overal. Slechts 10 minuten kort. Het schijnt prachtig te zijn, we hebben geen idee, want we hebben alleen maar door een lens gekeken, haha. Vreemd genoeg pakt iedereen z’n spullen na die tien minuten en vertrekt. Binnen 20 minuten zien we de eerste straatvegers al hun werk doen. Een enkeling stapt nog een café binnen, maar de meesten lopen naar de verschillende stations om de trein te pakken. Logischerwijs is dat niet zomaar voor elkaar met één miljoen mensen en dus hebben wij pas om 2:45 uur de trein en liggen we om 5:30 uur op bed. De zon komt dan alweer op…..

Een meer gepaste afronding van deze rondreis hadden we ons niet kunnen wensen!